Een van de columnisten in ons kerkblad Op ‘e Hichte is Rudi Wijbrandi. Voor het februarinummer schreef hij deze column:

In onze Sint Martinuskerk zitten Frieda en ik haast altijd onder het rugwerk van ons mooie orgel. Een rugwerk is een kast om de orgelpijpen achter de rug van de organist. Daar horen we af en toe “Gods adem” door de pijpen gaan. Ik stoor me beslist niet aan het soms hoorbaar piepen van de lucht en kraken van de registerknoppen. Dat is voor mij de charme van een mechanisch orgel boven bijvoorbeeld een elektronisch Johannusorgel zoals wij thuis hebben.

Orgel en wind zijn nauw met elkaar verbonden. Vroeger had ons kerkorgel een windvoorziening met mankracht: de oude voettreden zijn nu nog steeds aanwezig. Ik schat dat tot ongeveer het jaar 1950 orgeltrappers of op z’n fries “pûstertrapers” zich konden uitleven tijdens het orgelspel. Tegenwoordig wordt de wind elektrisch aangeleverd: een windmotor pompt de lucht in onze blaasbalgen.

Een paar maanden geleden klonk ons kerkorgel behoorlijk vals. Die valse klanken hoorde je niet alleen bij het gebruik van één register maar bij alle registers op hoofd- en rugwerk. Zou er een stevig defect aan de windvoorziening zijn? Drees Visser schrok wel even toen hij hoorde dat herstel van de balgen misschien wel 1000 euro zou kunnen kosten. Onze blaasbalgen zijn gemaakt door orgelmaker Willem Hardorff in 1873, precies 150 jaar geleden. Bert IJdema, directeur van orgelmakerij Bakker en Timmenga constateerde dat een bankje dat onder één van de voettreden was geplaatst de boosdoener was. Oplossing: verplaatsing van het bankje. Kosten: alleen het korte bezoek van Bert.

De blaasbalgen staan een meter achter ons kerkorgel tegen de muur aan de westkant van de kerk, pal boven de ingang. Naar mijn schatting heeft ons orgel ongeveer 1100 pijpen. Al die pijpen staan op een grote, platte kist: de windlade. Ja, zullen jullie zeggen: in een lade bewaar je toch iets? Nou precies, in een windlade “bewaar” je de wind voor de orgelpijpen. De lucht komt uit de blaasbalgen door een buis in de windlade. Die lucht kan er nog niet uit. Onder elke pijp zit een ventiel dat de lucht tegenhoudt. De ventielen zijn door lange draden verbonden met de toetsen van het orgel. Als ik een toets indruk, gaat in de windlade het ventiel onder de orgelpijp open. Dan komt er lucht in de pijp en die geeft geluid.

Tjonge, wat zit ons orgel (1688 Jan Harmens Kamp, 1790  Van Dam, 1873 Hardorff) toch ingewikkeld in elkaar. En toch is het mijn lievelingsinstument, met dank aan de grote Bach. Helaas behoor ik als orgelliefhebber tot een minderheid. Ja, het orgel heeft een imagoprobleem. Bij mijn weten zijn er in Wirdum al heel lang weinig of geen orgelspelende jongeren. ’t Is een eenzame hobby, samenspelen is niet mogelijk zoals bij fluit, piano of viool en je krijgt vaak les in een koude kerk. En ook in sommige kerken is het orgel al verdwenen zoals bij de Leeuwarder City Life Church aan de Archipelweg en de Vrije Baptisten. Beide kerken worden bezocht door Wirdumers.

Helaas roept het orgel bij veel mensen herinneringen op aan lange preken in saaie kerkdiensten. Gelukkig geldt dat niet voor mij.

Rudi Wijbrandi